Oosteeklo door de jaren heen
Op onderstaande tijdslijn kan je een keuze maken uit onze besproken onderwerpen van de voorbije jaren (eeuwen).
Wij bieden u hier een chronologisch overzicht hoe het Oosteeklo verging doorheen de jaren.
Het thema van de Open Kerkendag van zondag 4 juni 2023 was ‘Kleine details, grote verhalen’. In de kerk van Oosteeklo vertaalden ze dit naar ‘Vertrappel het verhaal niet!’. In een lege kerk kregen de vloertegels ruimte, werd het kijken een verhaal en het vertellen een verrijking.
De leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar van VBS De Kameleon schreven hun verhaal bij eenvan de tegels in de kerk.
Klik hier om hun verhaal te lezen.
Opening van de Varkensommegang, het verhaal van het varken Félicienne.
Dimitri Van Vooren is Oosteeklonaar van het Jaar in 2018.
Eric Catelyn is Oosteeklonaar van het Jaar in 2017.
Maarten Lippens is Oosteeklonaar van het Jaar in 2016.
Remi Van de Veire is Oosteeklonaar van het Jaar in 2015.
Stefaan De Decker en Ria Danneels zijn Oosteeklonaar van het Jaar in 2014.
Bart Mestdagh is Oosteeklonaar van het Jaar in 2013.
Jonas De Ruyck en Benjamin Braet zijn Oosteeklonaar van het Jaar in 2012.
Annette Geirnaert is Oosteeklonaar van het Jaar in 2011.
Andre Van de Voorde is Oosteeklonaar van het Jaar in 2010.
Kurt Sesselle Oosteeklonaar van het Jaar in 2009.
Martin Heylen is Oosteeklonaar van het Jaar in 2008.
Conny De Boos is Oosteeklonaar van het Jaar in 2007.
Oosteeklo & Cafés
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van mei 2001
Stijn Van de Veire is Oosteeklonaar van het Jaar in 2006.
Tony De Boos is Oosteeklonaar van het Jaar in 2005.
45 jaar KAV
Op zondag 26 december bestond KAV, voluit de christelijke werknemersvrouwenbeweging, precies vijfenveertig jaar.
Irène De Vos, bestuurslid van het eerste uur, weet nog precies hoe het begon:
Marie-José Dessein, ikzelf en nog tien andere vrouwen werden door de toenmalige pastoor Bracke uitgenodigd. KAV-vrijgestelde Marietje Van Landschoot maakte ons warm om een KAV afdeling op te starten in Oosteeklo. Bij een eerste bijeenkomst in de zaal bij Marcel Hesta, nu schoenenzaak Picco Bello, waren er maar liefst 128 aanwezigen. Naast de koffietafel organiseerden we ook een tombola om het eerste geld in de kas te krijgen. De prijzen hadden we allemaal zelf gemaakt. Ik bakte twee taarten. In januari werden maar liefst 126 vrouwen lid. De eerste jaren organiseerden we kookreeksen en demonstraties. De kookreeksen hadden zo’n succes dat we de groep moesten verdelen over een middag- en een avondbijeenkomst. Ik herinner mij nog goed hoe primitief het er in die tijd aan toe ging. In de toenmalige parochiezaal stond een grote kachel, wie dichtbij zat, had het lekker warm, maar wie verderaf zat, had het koud. We plaatsten gasvuurtjes als bijverwarming om het gezellig warm te maken. Bij gebrek aan eigen keukengerei brachten de leden hun eigen kopje, bordje en couvert mee. In die tijd maakten we ook al werk van een mooi versierde zaal, we vroegen sprekers en zorgden zelf voor de ontspanning.
Irène bewaart de vieringen van het 20-jarig en 25-jarig bestaan en haar periode als voorzitter als de mooiste herinneringen. Goed overeenkomen en zorgen dat alles vlot loopt, vindt zij heel belangrijk. Toen Irène zestig werd mocht ze geen voorzitter meer blijven, dat lokte bij het bestuur heel wat protest uit, dat zelfs tot in Brussel hoorbaar was. Ondanks haar respectabele leeftijd hoopt Irène nog een tijdje bij het bestuur te blijven en te genieten van de mooie momenten.
Samen op weg gaan
Tijdens de jubileumviering op 26 december in de kerk getuigde Martine Coppejans, 27 jaar actief in KAV als kernlid, als volgt:
Wat heeft al die vrouwen bezield om toen lid te worden van die gloednieuwe afdeling, wat bezielt vrouwen nu nog altijd om bij zo’n groep, zo’n kring van vrouwen te willen horen?
Ik denk dat we het waarom niet ver moeten zoeken; mensen zoeken mensen, vrouwen zoeken vrouwen, lotgenoten om een deel van hun levensweg samen te beleven: ‘Samen op weg gaan.’
Als wij bijeenzijn in een vergadering vertellen vrouwen, in een open en hartelijke sfeer, mekaar voluit over hun dagelijks leven, het leven op het dorp, verhalen over kinderen en kleinkinderen kortom over datgene wat hun heel nauw aan het hart ligt.
Maar in onze vrouwenbeweging lid zijn, of bestuurslid – in KAV noemt men hen kernleden – is ook een verhaal van kansen krijgen in allerlei opzicht. Het is gaandeweg het besef zien groeien dat men als unieke persoon, zelf zijn eigen keuzes kan maken volgens eigen talent en persoonlijkheid. Het is kennis en ervaring uitwisselen met anderen om nieuwe inzichten te verwerven, om een andere kant van de dingen te leren bekijken, weg van het eigen gelijk en de eigen kleine kring. Het is ook verder kijken dan de eigen leefwereld.
Talenten gebruiken
Martine:
Veel van onze leden en kernleden vertellen dat zij veel geleerd hebben in KAV; dat gaat van naaien, koken, creatief of actief bezig zijn via bloemschikken, toneelspelen of fietsen, en al die zaken toepassen in het gewone leven van elke dag, tot en met nadenken over de problemen in onze samenleving. Dat is ook verantwoordelijkheid leren dragen, leren organiseren, spreken in publiek, financiën beheren, intens samenwerken en met mensen omgaan, overeen komen met anderen. In een beweging actief zijn is eigenlijk een beetje de universiteit van het leven.
Dit voorgaande is het in de praktijk brengen van wat wij uit het evangelie leren in de parabel van de talenten. In die mini-samenleving die een beweging als KAV toch is, kunnen we de talenten die wij kregen van onze Schepper, datgene wat als een grote schat in onze ziel en in onze persoonlijkheid verborgen ligt, wat we als verstand meekregen, leren ontwikkelen, en zo investeren in de toekomst.
Krachtige vrouwen
Martine:
Deze vrouwenbeweging is ook een leerschool voor solidariteit met de mensen met minder kansen, niet alleen hier maar ook overal ter wereld. Ook dat past de KAV van Oosteeklo toe in de praktijk door mee te werken aan solidariteitsacties zoals bijvoorbeeld Wereldsolidariteit, Welzijnszorg, Kom op tegen kanker of Ziekenhuisclowns.
Ik heb er vele krachtige vrouwen ontmoet, met een rijkdom aan levenservaring en persoonlijkheid. Ik heb in onze vrouwenbeweging heel veel kansen gekregen, niet alleen hier in het bestuur in Oosteeklo, maar ook op nationaal en zelfs internationaal vlak.
Ik mocht ervaren wat het betekent mee te bouwen aan het rijk Gods, op te komen voor sociale rechtvaardigheid en solidariteit, mijzelf te vormen tot een geëmancipeerde vrouw, samen te werken met een grote verscheidenheid van vrouwen en mannen. Voor mij is dit engagement in KAV een levensproject, bijna een roeping. Ik denk, ik geloof dat wij geroepen zijn, als vrouw, om onszelf te ontwikkelen tot krachtige en zelfbewuste mensen, om zo voor onszelf, voor ons gezin en familie, en voor de maatschappij iets te betekenen; om de volheid van het leven te mogen smaken, om gelukkig te zijn.
Gelukkig is het besef gegroeid dat vrouwen volwaardige partners zijn in de samenleving; dat de samenleving rijker geworden is met de inzet van al die talenten van vrouwen die zolang verborgen bleven. Om zoveel vrouwen de kans te geven zich te blijven vormen, en hun talenten te ontwikkelen en een engagement te blijven opnemen, ook voor vrouwen met minder kansen, om mekaar te blijven ontmoeten met ons verhaal van elke dag, blijft KAV een kader bieden waarin dit kan, ook hier in Oosteeklo.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van januari 2005.
Café ’t Matroosje gesloopt
Eind oktober werd het voormalige café ’t Matroosje in Oosteeklo-Dorp gesloopt. Met het café verdween een stukje van het dorpsgezicht. We blikken in dit artikel terug op ruim tachtig jaar café ’t Matroosje.
Het café, eigendom van de familie Roegiers uit de Abdijstraat, werd vóór de Tweede Wereldoorlog uitgebaat door Leon Van Kerckhove. Hij maakte handbogen en pijlen. In die tijd heette het café ’t Schuttershof. Achter het café was er een zaaltje waar er ‘concert’ werd georganiseerd met onder andere Regard Buysse, Gaston Van Vooren,… Er vonden ook schietingen op de liggende wip en soupers plaats.
Na de oorlog kwamen Marcel Van Laere en Madeleine De Mey, ouders van Antoine, Arsène (Dolf genoemd +), Antoinette (+), Lisette, Laura en Ronny Van Laere (Oostwinkel) zich in het café vestigen tot 1958. Het café heette toen ‘De Sportwereld’.
Nadien baatte ene Etienne Pieters en zijn echtgenote Jenny het café uit. Etienne was ook taxichauffeur.
Henri Heylen en Lea Van De Velde volgden Etienne op van 1960 tot 1963.
Denise Willems en haar toenmalige echtgenoot Walter Van Waeyenberghe, als matroos actief op de lange omvaart, gaven het café de naam ’t Matroosje.
Mariette Wassenhove was van 1967 tot 1971 de uitbaatster. Eerst hield ze het café enkel in het weekend open, later stond ze ook op maandag achter de toog.
Van 1971 tot 1978 waren André Van Steenberghe en Angèle Seynhaeve de uitbaters van het café.
Martina Van Hamme en Daniël De Muynck waren de laatste uitbaters van dit bekende café.
Caféklap met Martina
Wij waren benieuwd hoe Martina terugkijkt op de jaren in ’t Matroosje.
Het was januari 1981 toen Martina Van Hamme en haar echtgenoot Daniël De Muynck in het café kwamen.
Daniël werkte voordien als kelner. Hij droomde er als kind al van om in de horeca te werken. Het café was het clublokaal van de schuttersmaatschappij, visclub de Goudkarper, de voetbalploegen ’t Matroosje en de Stampers en spaarkas Knor Knor. Wij bouwden achter het café een zaal om schietingen op de liggende wip te kunnen organiseren.
In 1986 zette Martina de zaak alleen verder. Na negen jaar, in december 1995, ging het café definitief dicht.
De eerste jaren kwam ik niet graag meer onder de mensen, het deed raar om geen uitbaatster te zijn. Ik was bang om steeds maar door de klanten aangesproken te worden. Ondertussen zijn heel wat vaste klanten van toen overleden en worden er herinneringen van vroeger bovengehaald als ik onder de mensen kom. Achteraf merk je maar hoeveel vrienden je overhoudt.
Wat waren de leukste momenten in het café?
Ik maakte onvergetelijke momenten mee met de viering van carnaval, de vele soupers. Het leukste moment was de viering ’40-60′, Guido Van de Veire (40) en Arseen Maenhaut (60) kregen bezoek van de Driekoningen.
Wat zijn de voornaamste talenten van een goede cafébazin?
Horen, zien en zwijgen, maar vooral veel luisteren. Sociaal zijn en je mannetje weten staan. Ik ben er in de tijd met een bang hartje aan begonnen, maar heb er een goed gevoel aan over gehouden.
Nu staat Martina nog elk jaar één weekend achter de tapkraan tijdens Rock for Specials, het festival in Doornzele.
Zoon Stefan bewaart sinds de slopingswerken een steen van het oude café als herinnering aan die mooie jaren.
De nieuwe eigenaar, Adelin Criel uit de Ledestraat, laat op deze plaats zes huurappartementen bouwen. Ondertussen staat de naam ’t Matroosje definitief in het geheugen van veel Oosteeklonaren gegrift en blikken ook zij terug op het roemrijke verleden van dit dorpscafé.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van december 2004
Ere-burgemeester Willy Roegiers is overleden
Op maandag 12 januari overleed ere-burgemeester Willy Roegiers.
De uitvaartdienst had plaats op zaterdag 17 januari in de parochiekerk van Oosteeklo.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van november 2003
Ere-burgemeester Willy Roegiers en Germaine Bonte 65 jaar gehuwd
Op zaterdag 11 oktober waren ere-burgemeester Willy Roegiers en Germaine Bonte 65 jaar gehuwd. Reden genoeg voor een babbel met het briljanten paar.
Een wafel bij Frits
Bij mijn aankomst wijzen ze me op de leuke tekst die hun kleindochter schreef naar aanleiding van hun jubileum.
Willy Roegiers ontmoette zijn vrouw bij patissier Frits in de Gentse Veldstraat:
“Ik ging op vrijdag met mijn ouders mee naar Gent. Ik was die dag met mijn tante in Gent. Wij gingen een wafel eten bij Frits. Mijn tante en Willy’s moeder kenden elkaar uit hun schooltijd. Zij en ook wij raakten aan de praat”, herinnert Germaine zich nog alsof het gisteren was.”
Op 4 oktober van datzelfde jaar gingen de twee trouwen, maar daar stak de eerste mobilisatie een stokje voor. Een week later was Willy terug thuis en kon het huwelijk toch voltrokken worden. De oorlog volgde twee jaar later. Willy werd toch onder de wapens geroepen.
Je was de laatste burgemeester van Oosteeklo?
“In 1959 werd ik burgemeester in ons dorp. Petrus Van De Voorde en René Welvaert, en nadien René Welvaert en Cyriel Roegiers waren de schepenen tijdens mijn drie bestuursperioden.”
Wat zijn de mooiste verwezenlijkingen uit die periode?
“Het nieuwe kerkhof in de Oosthoek en ook het nieuwe wegdek in de Oosthoek en de Stroomstraat.”
“De eigen Abdijstraat liet hij niet heraanleggen” vult zijn echtgenote aan.
Willy: “Ik deed dit uit principe. Ik vond niet dat ik eerst voor mijn eigen straat moest zorgen.”
“Huwelijken sluiten deed hij het liefst van al”, fluistert Germaine ons in.
Willy (lacht): “Ik vroeg de koppels om vóór hun huwelijk niets ‘te doen’. Maar soms kwamen ze al met hun drietjes opdagen. De tijden zijn niet veranderd.”
Zou je nog opnieuw in de politiek stappen?
“Neen want ik was geen ‘echte politieker’. Ik heb aan deze periode de minst goede herinneringen. Nu worden burgemeesters en schepenen goed betaald. Dat was in mijn tijd heel anders.”
Brouwersfamilie
Overgrootvader Ange Roegiers kocht in 1839 het kasteel. Een jaar later startte hij een bierbrouwerij. Grootvader Raymond Roegiers zette de brouwerijactiviteiten verder.
In 1917 werd alles door de Duitsers weggehaald. Dit luidde meteen het einde in van de brouwerij. Vader Herman Roegiers, één van de stichters van de Eeklose brouwerij Krüger, begon daarop een bottelarij en bierhandel.
“Krüger trok het bier enkel maar op houten tonnen. Wij trokken het bier en ook limonades en bronwaters op flessen.”
Willy loodst mij mee naar zijn bureel waar nog een botteltoestel voor twaalf flessen staat.
“Eerst hadden we een toestel voor zes, later voor acht en voor tien flessen”
Tot in de jaren ’60 blijft de aftrekkerij in gebruik. Nadien werd de zaak nog enkel als drankenhandel voortgezet.
Uit zijn job kwam ook zijn grootste hobby. Willy legde een verzameling bierglazen aan.
“We trokken naar ruilbeurzen in Duitsland en Nederland. Overal waar we kwamen brachten we glazen mee”. Je vindt in zijn museum zelfs glazen uit Rusland, China en Japan. Alle glazen zijn genummerd en staan beschreven in een catalogus.”
Herinneringen
“De mooiste momenten beleefde ik voor de Tweede Wereldoorlog toen ik samen met gemeentesecretaris Robert Neyt en schoenmaker Leon Huyghe in het bestuur was van de plaatselijke voetbalclub. Het speelveld bevond zich toen in de Oosthoek tussen ‘Siffers’ en Van Hijfte. Het waren mooie tijden, maar door de oorlog viel de ploeg uit elkaar.”
“Samen op vrijdag naar Gent gaan en elk onze eigen gang gaan, was het leukste van allemaal”, vindt het briljanten paar.“
In al die jaren samen had het paar ook heel wat tegenslagen te verwerken. Uiteraard is het overlijden van hun dochter het zwaarste wat ze te verwerken kregen.
“Zoiets vergeet je nooit.”
Nu houdt Willy zich het meest bezig met lezen:
“Naast La Libre Belgique, om mijn Frans bij te houden lees ik ook De Eeclonaar en de heemkundige tijdschriften ‘Appeltjes van het Meetjesland’ en ‘De Twee Ambachten’ en niet te vergeten Oosteeklo Vandaag.”
Willy schrijft ook nog regelmatig. Germaine kookt heel graag.
Willy en Germaine, twee kranige tachtigers genieten ook van een lekkere maaltijd.
“We eten dan vooral vis vergezeld van een glaasje wijn”, zegt Germaine.
Willy’s voorkeur gaat meer uit naar een Triple Westmalle.”
Germaine rijdt nog met de wagen: “Schrijf maar op. Ik doe dat liever dan schuren.”
Waar dromen jullie van?
We eindigen onze babbel waar we begonnen. Met pretoogjes dromen de jubilarissen ervan om nog een keer naar Gent te gaan. Willy om de cafeetjes van toen nog eens te bezoeken. Germaine om … een wafel te eten bij Frits?
Op maandag 12 januari overleed ere-burgemeester Willy Roegiers.
De uitvaartdienst had plaats op zaterdag 17 januari in de parochiekerk van Oosteeklo.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van november 2003
Monique Stadeus is Oosteeklonaar van het Jaar in 2001.
Tour de France te Oosteeklo
Op 9 juli wordt het een uniek gebeuren voor Oosteeklo. De doortocht van de Tour de France 2001.
Tal van plaatselijke verenigingen zetten die dag hun beste beentje voor om van de doortocht een onvergetelijk gebeuren te maken.
En hoewel de doortocht van de renners in een oogwenk voorbij zal zijn, wordt de tourcaravan toch een spektakel dat de toeschouwer ruim een uur in de ban zal houden.
Voor Oosteeklo wordt het de feestdag van het jaar, een gebeuren waar nog lang over nagekaart zal worden.
En toch was het niet voor het eerst dat de renners het Meetjesland aandeden. Oosteeklonaar Roger Van Laere dook even in zijn ruime archieven en kwam tot de bevinding dat De Tour De France twee keer doorheen het Meetjesland reed.
In 1954 werd de tweede rit van de ronde gereden van Beveren naar Rijsel. De renners kwamen doorheen het Meetjesland en waren door de wielerliefhebbers onder meer in Eeklo te zien.
Vier jaar later, tijdens het jaar van de Expo waren de renners opnieuw in ons land. Omwille van de wereldtentoonstelling vertrok er een etappe in Brussel om aan te komen in Gent. Ook tijdens deze rit waren de renners in Eeklo te zien.
De renners waren verder nog in ons land in 1951 met een aankomst in Gent, in 1952 werd de citadel van Namen beklommen en in 1973 waren de renners te zien in Sint Niklaas.
En hoe zit het nu met de Meetjeslandse renners in de Tour.
Maurice De Waele was voor de tweede wereldoorlog vermoedelijk de meest succesvolle renner uit onze regio. Hij was actief in de ronde van 1927 tot 1931 en behaalde in deze periode vijf ritoverwinningen.
Omstreeks dezelfde tijd was ook Waarschootenaar Raymond De Corte actief in de Tour. Voor zover we konden nagaan schreef hij twee rit-overwinningen op zijn naam.
Het is dan wachten tot in 1948 voor we Albert Ramon zien aantreden in de Tour. Een korte deelname die meteen eindigde met een opgave. Beter verging het René De Smet die in 1953 en 1954 deelnam aan de Tour. Hij leverde een behoorlijke prestatie en eindigde respectievelijk op de 43e en 34e plaats.
Eeklonaar Noël Foré kwam twee keer aan de start, in 1958 en 1966. Hij haalde in beide gevallen niet de eindmeet in Parijs.
Van de renners die actief waren tijdens de jaren ’60 was vermoedelijk Guido Reybroeck het meest succesvol. Hij nam zes keer deel aan de Tour en behaalde zes overwinningen. Zijn beste resultaat behaalde hij in 1967 met een 42e plaats in het eindklassement.
De gebroeders Eric en Roger De Vlaeminck namen ieder drie keer deel aan de tour en behaalden elk één overwinning. Eric deed het in die zin beter dat zijn naam twee keer voorkomt in het eindklassement.
Dichterbij in de tijd is er de deelname van Johan De Muynck van 1979 tot 1983 en van Frank Hoste en Rudy Matthys eveneens in de jaren ’80.
Van de hedendaagse renners is het vooral uitkijken naar de prestaties van Paul Van Hyfte. Hij nam reeds vier keer eerder deel aan de tour en reed tot in Parijs.
Dit jaar wordt het zijn vijfde deelname. Afwachten of Van Hyfte dit jaar voor een verrassing kan zorgen!
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van juli 2001
Auteur: Jackie Claeys
Willy De Muynck is Oosteeklonaar van het Jaar in 2000.
Danny Rabaeys is Oosteeklonaar van het Jaar in 1999.
De Eerwaarde Zusters Jozefienen zijn Oosteeklonaar van het Jaar in 1998.
Oe zoe da nog zijn mee: “Marnix Stevens, phoenix der halve marathon.”
In Het Volk van zaterdag 18 augustus 1973 lezen we:
“Oosteeklo wist zaterdagavond met zijn vreugde geen blijf. Marnix Stevens schreef de zoveelste zege in een halve marathon achter zijn naam, en dan nog wel voor eigen publiek.
Marnix tilt het allemaal niet zo zwaar op. Nochtans kan men gerust gewagen van een revelatie. Op 28-jarige leeftijd kan enkel nog onze nationale Karel Lismont hem in verlegenheid brengen. De resultaten spreken voor zich; hij kwam dit seizoen negen keer aan de start van een halve marathon, acht keer kwam hij als eerste aan. Die ene keer was Karel Lismont hem net iets te snel af te Beernem.
Wat zit er dit seizoen voor Marnix nog in? Eerst gaat hij nog een halve marathon te Appelterre betwisten. Maar het Belgisch kampioenschap over de marathon ligt hem nauw aan het hart. Het wordt een experiment voor Marnix, want het zal de eerste keer zijn dat hij de 42 km loopt, en ook van zijn tegenstanders weet hij weinig of niets.”
Mariette Hesta, Henri Knudde, Marnix Stevens, Katty Van de Voorde, Willy Van de Voorde, Gerard De Muynck, Philip Van Vooren, Etienne Van De Veire en Lothar Van Vooren.
In de kranten van 17 september 1973 lezen we:
“Het is een sympathieke zege van een stille man die een merkwaardige atletiekcarrière heeft opgebouwd en zich enorme inspanningen moet getroosten om een plaatsje aan de top te veroveren.” (Het Nieuwsblad)
“Klein van gestalte, maar groot in zijn daden.” (Het Volk)
Op maandag 15 september is het precies dertig jaar geleden dat Marnix in zijn eerste marathon al meteen Belgisch kampioen marathon werd.
Reden genoeg voor een babbel met de nu 58-jarige landbouwer uit de Rijkestraat.
Vanwaar die interesse voor de marathon?
“Ik won bijna alle halve marathons waaraan ik deelnam. Tijdgenoot Karel Lismont zei me dat ik eens aan een marathon moest deelnemen en dat ik zeker winstkansen had. Veertien dagen later startte ik in Berchem voor mijn eerste marathon. Mijn trainer ging me de nodige richtlijnen geven tijdens de wedstrijd, zodat ik niet te overmoedig zou zijn. De wedstrijd verliep anders dan gepland. Al vanaf het begin hielden we er een strak tempo op na. Na 8 km bestond de kopgroep uit nog slechts 8 man: Van Renterghem, Slagmuylders, Pollet, Ghyselinck, de Fransen Jacqmain, Leroy en Magerit en ikzelf. Ik voerde het ritme op en één na één moesten de andere lossen. Nog voor half koers liep ik helemaal alleen voorop. Ik was gestart met een bloeddruk van 13, na de aankomst had ik nog 7. Ik verloor ettelijke kilo’s aan gewicht. Ik was totaal leeg toen ik over de streep kwam, maar ik haalde de Belgische titel in een tijd van 2 u. 18 min. 56 sec.”
Hoe alles begon
Op 15-jarige leeftijd nam Marnix voor het eerst deel aan een cross.
“Ik was lid van BJB, de voorloper van de huidige KLJ. Ik liep mee in een wedstrijd in Kaprijke. Ik kwam als winnaar over de streep in mijn leeftijdscategorie. Onmiddellijk daarna liep ik zelfs mee in de wedstrijd voor de 16-jarigen. Een week later nam ik in Waarschoot deel aan een oefencross van KAA Gent. Doordat ik wat kleiner en te braaf was, werd ik in de start vaak weggeduwd. Toch haalde ik meestal het podium. Frans Stevens en Gerard De Muynck, mijn chauffeurs-begeleiders, spraken me moed in om me nog een tandje meer te geven, zo kon ik mijn rivaal van die tijd, Willy De Pauw uit Landegem, verslaan. In de volgende wedstrijd klopte ik hem en liet hem nadien altijd achter mij.”
In 1962 en 1963 werd Marnix Belgisch kampioen cross bij de scholieren en de junioren. Na 5 vruchtbare jaren zet de jonge kampioen een punt achter de atletiek. Hij kiest voor zijn gezin en het werk op de boerderij. Maar op 26-jarige leeftijd, we zijn dan 1971, komt de kriebel terug. “Gerard De Muynck, Gaston Heyndrickx en Roger Mechelinck, drie Oosteeklose atleten uit die tijd, daagden me uit om opnieuw mee te doen. Ik hervatte de training met in het begin 300 m tot uiteindelijk 75 km per week. Bij mijn eerste halve marathon in Denderhoutem werd ik meteen negende, maar was totaal kapot. Ik had een hele week pijn in de benen en kon pas op vrijdag opnieuw beginnen lopen. De week nadien kwam ik aan de start in Wachtebeke. Het jaar nadien won ik bijna alles. Naast de harde trainingen was ook wedstrijden lopen belangrijk om ritme op te doen.”
Wie waren de tegenstanders in die tijd?
“Mannen als Miel Puttemans en Gaston Roelandts, die nog een klasse hoger waren, kwam ik minder tegen omdat zij pistelopers waren en meer in Brabant en Limburg liepen. Toch was de tegenstand met Karel Lismont, Eric De Beck, Jef Pollet, Walter Van Renterghem, Ghuyselinck, Johan Geirnaert, Revein, Desaevers toch niet min.
In vergelijking met de huidige atleten kregen we naturaprijzen zoals wasmachines, boormachines, zetels … Van startgelden was er enkel sprake na het behalen van mijn nationale titel op de marathon.”
Marnix bereidde zich in moeilijke omstandigheden voor op de wedstrijden.
“Ik werkte 12 uur per dag op het landbouwbedrijf en kon vaak maar om 20 u. aan de training beginnen.
De meeste van mijn tegenstanders hadden een veel lichtere job, waren politieagent of militair.”
Marnix was geen ‘wieltjeszuiger’. Hij maakte de wedstrijden hard en liep altijd om te winnen. “De groep supporters groeide snel aan. Zij kunnen je ophemelen, maar ook afbreken. Een atleet in topvorm is heel prikkelbaar. Vóór de wedstrijd had ik vooral rust nodig. Ik kroop meestal in een hoekje van de kleedruimte. De tegenstanders zagen mij na een tijd niet graag komen. Het gebeurde wel eens dat mijn tegenstanders en hun supporters zich onsportief gedroegen om mij van de zege te houden.” Begrijpelijk voor iemand die in de 165 wedstrijden waaraan hij deelnam slechts 1 keer buiten de top 10 eindigde. In zijn beste jaar liep hij 18 halve marathons. Hij won er 12 en werd 6 keer tweede.
Marnix hield het op 33-jarige leeftijd, na een geslaagde atletiekcarrière, voor bekeken. Hij zette het landbouwbedrijf van zijn overleden vader met succes verder.
Combeback.
Vijftien jaar geleden werd hij door de scouts gevraagd om mee te lopen voor de sponsorloop voor de aankoop van een vlag. “De jeugd kende me niet en ze zeiden laconiek ‘pepe komt ook meelopen’, maar na 2 rondjes rond het kasteel in de Abdijstraat zag ik niemand meer en ik liep solo 20 km.”
Toen hij een paar jaar geleden opnieuw begon te trainen en al tot 30 km liep, maakte een knieblessure een definitief einde aan het lopen. Nu kweekt hij parkieten voor zijn plezier en fietst hij nog regelmatig. De atletiek volgt hij nog op de voet en hij kent de tijden van de beste lopers. Van de Ronde van Frankrijk miste hij geen enkel rit.
Zaterdag 6 september nemen Danny Bommelé, Kurt Mechelinck, Patrick Van Goethem, Ronny Van Kerckvoorde en Marc Welvaert deel aan de halve marathon van Evergem. Wie treedt in de voetsporen van Marnix Stevens? Krijgt ons dorp ooit nog een dergelijke atleet?
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van september 2003
Bommen op de Muikemstraat
Dood en vernieling in Oosteeklo
Deze maand is het precies 60 jaar geleden dat Oosteeklo opgeschrikt werd door een ontploffing in wat nu de Muikemstraat heet.
Een vliegtuig, dat eerder in het Verenigd Koninkrijk opsteeg, werd door Duits afweergeschut ter hoogte van de Belgische kust beschoten. Het vliegtuig zette zijn koers verder richting Duitsland. Ter hoogte van Oosteeklo vond de piloot het raadzaam zijn bommen te lossen. Een projectiel bleef steken in een weide in de Oosthoek. Een tweede bom had echter fatale gevolgen.
Tijdens de nacht van donderdag 8 op vrijdag 9 juli 1943 kwam een bom in de beerput van Camiel Scheir terecht die drie huizen vernielde en zes dodelijke slachtoffers veroorzaakte.
De tweewoonst van de families Camiel Scheir en Camiel Van Laere werden totaal vernield. Een derde woning die vlakbij stond, van de familie Ivo Hesta, vatte vuur en werd ernstig beschadigd door brand.
In de drie families vielen telkens twee slachtoffers te betreuren.
In het gezin van Ivo Hesta vond zijn echtgenote Elodie Baeke en oudste dochter Maria Hesta de dood.
Maria Hesta was gehuwd met August De Muynck en liet een ernstig gekwetste echtgenoot en drie minderjarige kinderen achter.
Verder kwamen Camiel Scheir, weduwnaar van Leonie Baeke en zijn zoon Charles Louis Scheir om het leven.
In het derde gezin kwamen de beide ouders Kamiel Van Laere en Martha Dellaert om het leven.
We hadden een gesprek met Noël De Muynck van wie tijdens de rampzalige nacht zijn moeder en grootmoeder het leven lieten. Hij weet nog alle gebeurtenissen in detail te vertellen alsof het gisteren was. Het blijft 60 jaar na de feiten nog steeds een emotioneel moment:
,,Mijn broer Marcel had toen een besmettelijke ziekte, zodat ik de dagen vóór de tragedie ten huize van grootvader Ivo Hesta sliep.
Die dag ging ik met Camiel Hesta naar een wielerwedstrijd kijken in de wijk De Haan. ’s Avonds ging ik met moeder denappels rapen. Door het gebrek aan brandstof, kolen waren moeilijk te vinden, werden de denappels gebruikt om de kachel aan te maken. Op de terugweg drong moeder er op aan dat ik, ondanks de besmettelijke ziekte van mijn broer, thuis sliep. Na herhaald aandringen van mijn moeder besloot ik om thuis te blijven. Het was alsof ze een voorgevoel had van wat gebeuren zou.Omstreeks middernacht werden we gewekt door het lawaai van vliegtuigmotoren. Vader waarschuwde dat er geen gevaar dreigde. Het ging niet om vijandige toestellen. In die tijd gingen vader en moeder om de beurt buiten kijken om te zien welke vliegtuigen er overvlogen.
Even later hoorde Noël een fluitend geluid meteen gevolgd door een geweldige knal van een inslaande bom. Het projectiel was vlakbij neergekomen. De omgeving werd in duisternis gehuld. De aangerichte schade was enorm. Drie huizen werden door de knal uiteengereten. De brokstukken lagen overal in het rond. Ik kon me samen met mijn twee broers vrij vlug in veiligheid brengen. We bleven alledrie ongedeerd.
De woning was bijna totaal ingestort. Slechts een zijmuur stond nog deels overeind. Meteen gingen we op zoek naar onze ouders. Even later werd vader zwaar gekwetst onder balken en puin in de kelder gevonden. Hij was er ernstig aan toe.
Naar moeder zoeken duurde nog iets langer. Inmiddels kwamen een aantal buren ter hulp. De familie Welvaert was als eerste ter plaatse en hielp zoeken in de duisternis.
Moeder werd gevonden onder het puin van een ingestorte muur. Ze was levensgevaarlijk gewond en kon geen verstaanbaar woord meer spreken.Het eerste levend wezen dat ik zag was de koe van grootvader. Het beest was uitgebroken en liep rustig langs de weg.
Er volgde een volkstoeloop van jewelste, maar voor zes Oosteeklonaren kwam alle hulp te laat.
Vader en moeder werden ernstig gekwetst overgebracht naar het ziekenhuis in Assenede. Later vernam ik dat moeder ter hoogte van Nieuwburg overleed. Vader had een lange revalidatie voor de boeg. Hij was ernstig gekwetst aan een been en voet. Lange tijd verbleef hij in het ziekenhuis en diende zich later met krukken te verplaatsen. De kost verdienen voor de drie kinderen kon toen niet meer.Ik werd samen met mijn twee broers opgevangen in verschillende gezinnen. Gedurende zes maanden verbleven we bij meerdere familieleden. Alle huisraad en kledij werd ten gevolge van het drama vernield. Om de eerste nood te lenigen, kregen we kleding via Winterhulp…”
Na het bombardement werd een boomkapelletje opgehangen. De woonhuizen die achter de notelaar stonden werden totaal verwoest. (Foto: Noël De Muynck).
Later werd er door Cyriel Van de Keere een stenen kapelletje gemetseld.
Eind 1943 werd het gezin herenigd toen vader Gustaaf De Muynck hertrouwde.
Voor Noël De Muynck had het drama nog andere gevolgen. De kindertijd was plots voorbij. Daar vader niet meer kon werken, zat er voor Noël niets anders op dan zijn studies stop te zetten en kreeg hij een eerste job als bediende bij de gemeentesecretaris. Later werkte hij, evenals zijn vader en grootvader, in de papierfabriek van Langerbrugge.
Het gebeuren van toen blijft voor de rest van zijn dagen in het geheugen gegrift. Op enkele seconden tijd kreeg Noël De Muynck zijn leven een totaal andere wending.
Jackie Claeys
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van juli 2003
Auteur: Jackie Claeys
Bommen op de tram
In een vorige bijdrage hadden we het al over de vliegtuigbom die in juli 1943 in de Muikemstraat viel.
Op 9 oktober is het precies 60 jaar geleden dat 22 mensen om het leven kwamen bij een bominslag op de tram in de Stroomstraat. Later stierven nog eens 8 mensen aan de opgelopen verwondingen. Het kapelletje is een stille herinnering aan deze rampzalige dag in de Oosteeklose geschiedenis.
Wij vonden een aantal Oosteeklonaren, die het bombardement hebben meegemaakt.
Marcel Stevens (82 j) herinnert zich het hele gebeuren nog alsof het gisteren was: “Het was zaterdagmiddag, het was zonnig weer en de kinderen waren op weg van school naar huis. Ik was de koeien aan het melken in onze weide in de Stroomstraat toen er een groep vliegtuigen zeer laag kwamen overgevlogen. De tram, die vanuit Bassevelde kwam gereden, remde bij het zien van die vliegtuigen af in de buurt van Maurice De Decker. Plots zag ik de vliegtuigen een paar bommen lossen, van op een afstand leken ze maar zo groot als een voederbiet. Een van de bommen trof de middelste wagon van de tram. Er volgde een enorme stofwolk. Ik kroop uit de gracht en liep zonder nog aan de melk en onze koeien te denken naar huis. Ik was totaal van de kaart.”
Albert Van Kerkhove(83 j) was op het moment van de feiten aan het werk in de schrijnwerkerij van Marcel Cloutte (nu Tavene Den Eikel). Bij het horen van een drietal knallen rende hij naar buiten: “Ik zag nog net een piloot met een parachute uit het vliegtuig springen. Het vliegtuig maakte vervolgens een hele bocht en stortte neer in de Ertveldesteenweg (de Kuilen). Ik sprong op mijn fiets en reed de Stroomstraat in. Gusta Baecke en Valerie Verovert meldden mij onderweg al dat de tram was gebombardeerd.
De locomotief en de eerste drie rijtuigen werden niet getroffen. In het tweede deel van de tram werd een ware ravage aangericht. Onder de slachtoffers was 1 Oosteeklonaar. Margriet De Vos (de echtgenote van Gust De Buck ), overleed in Assenede aan haar opgelopen verwondingen. In de tram zaten ook heel wat Gentenaars die zich bij de landbouwers in Bassevelde en Oosteeklo kwamen voorzien van boter, aardappelen en graan.
De twee, al 55 jaar buren in de Stroomstraat, herinneren zich ook nog dat de locomotief en de eerste rijtuigen verder in de straat werden gereden.
In de bundel die de scoutsverkenners in 1987 uitgaven naar aanleiding van hun ‘verkennersobjectief’ (project) over de tram lezen we:
“De piloot (of co-piloot) verklaarde dat hij niet zou hebben gebombardeerd indien hij geweten had dat het een stoomtram was. Dit had hij niet kunnen zien door het struikgewas langs de route. Het is inderdaad zo dat een andere versie ook kan worden aangenomen. Het bewuste vliegtuig had te kampen met een defect, waardoor het zijn bommen loste.
Moest het de bedoeling geweest zijn de tram te bombarderen dan had men hem zeker niet dwars aangevallen, maar wel in langsrichting. De juiste versie is moeilijk te achterhalen”
Trieste balans
Er waren 22 personen op slag dood
- Backx Michael (42 j) gehuwd, vulcaniseerder, Gent
- Boumon Josephine Octavie (45 j) gehuwd, zonder beroep Sint-Antelinks
- Bouquaert Arthur Joseph (43 j) gehuwd, chauffeur, Gent
- Bourquillioen Theophilus (49 j) gehuwd, metser, Gent
- Callewaert Alfons (54 j) gehuwd, zonder beroep, Gent
- De Cang Bertha (57 j) gehuwd, zonder beroep, Gent
- De Croock Maria (25 j) gehuwd met Leonard Van De Velde, huishoudster, Boekhoute
- De Decker Richardus (53 j), gehuwd, zonder beroep, Gent
- De Greven Edmondus (67 j) gehuwd, paardenslachter, Gent
- De Landsheer Jules Oscar (29 j) ongehuwd, schrijnwerker, Melle
- De Landsheere Marie Alice (28 j), ongehuwd, huishoudster, Melle
- De Waele Frederickus (49 j) gehuwd, riemenmaker, Gent
- De Wispelaer Ludovicus Leo (25 j) gehuwd, paswerker, Gent
- Minne Polydours Henricus (45 j), gehuwd, paswerker, Gent
- Van Cauwenberghe Henricus Fenrdinandus (59 j) gehuwd, leurder, Gent
- Van De Velde Leonard, (24 j) gehuwd met De Croock Maria, werkman, Boekhoute
- Vanderplaetse Wilhemine Rosine Marie (53 j) gehuwd, zonder beroep, Gent
- Van Laeken Othilia (39 j) gehuwd, zonder beroep, Gent
- Van Herreweghe Martha-Rosa (20 j) ongehuwd, dienstmeid, Ertvelde
- Vereecke Othilia (22 j) gehuwd, katoenbewerkster, Gent
- Pringels Florentina (57 j) gehuwd, Gent
De bominslag was zo verschrikkelijk dat men pas na vier dagen de dood van dit laatste slachtoffer, dat vermist was, met zekerheid kon melden. Op basis van kledingstukken en schoenen die op de plaats van de ramp gevonden werden, konden haar nabestaanden bevestigen dat zij ook bij de slachtoffers was.
Later stierven nog acht mensen aan hun verwondingen:
- De Vos Margaretha (43 j) gehuwd met Gust De Buck, huishoudster, Oosteeklo
- Beure Mathilde, Gent
- De Mey Melanie, Gent
- De Smet Edmond (51 j) ongehuwd, Gent
- Godefroid Louis Willem, Ledeberg
- Robijn … BasseveldeSchuppe Benjamin, Gent
- Van De Velde Christine, dochter van Leonard Van De Velde en Maria De Croock
De eerste slachtoffers werden op de boerderij van de familie Bauters gebracht. Enkele doden lagen eerst op de boerderij van de familie Mattheeuws. Later werden ze met een houten kar naar de jongensschool gevoerd. Cyriel Bastiaen voerde een aantal doden met paard en kar naar Eeklo.
Albert en Marcel herinneren zich niet meer of er een dokter hulp kwam bieden.
In de bundel van de scouts lezen we: “Dokter De Wispelaere stond voor een hopeloze taak bij het geven van eerste hulp.”
Albert:
“Ik herinner me nog dat ik een sjaaltje van een vrouw losmaakte om er de bloedende ledematen af te binden, zonder resultaat echter. Het was een verschrikkelijk gezicht.
De gewonden schreeuwden van de pijn, anderen kropen in paniek weg. Ik zag een meisje dat helemaal in shock voor zich uit zat te staren. Michel Penny bracht met zijn vrachtwagen de gewonden naar het ziekenhuis te Assenede. Dit was, samen met de bombardementen op Rieme, het verschrikkelijkste wat ik ooit heb meegemaakt.”
“Na deze aanslag op onschuldige burgers werd de omgeving van het ongeval door gemeentepersoneel onder wie Albert Bastiaen opgekuist”, herinnert Marcel zich nog.
“Daags nadien kwam de hond van de familie Bauters met een vliegeniersbril in zijn bek aangelopen. In het loof vonden wij maanden later nog brokstukken vermoedelijk van een van de vliegtuigen dat door de bominslag beschadigd was en later neerstortte in de Ertveldesteenweg.”
FOTO: Kapelletje.
Kort na de oorlog werd, in opdracht van het gemeentebestuur, door Cyriel Van de Keere een kapelletje gebouwd. Het staat aan de overkant van de plaats van de ramp. Na jaren van troosteloze aanblik kreeg het kapelletje een opknapbeurt. De gedenksteen is nu opnieuw duidelijk leesbaar.
De spoorlijn Bassevelde –Evergem werd op 2 juni 1956 afgeschaft.
Met dank aan: Albert Van Kerkhove, Marcel Stevens, Remi Van de Veire en Bert Wauters.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van oktober 2003.
Een Oosteekloos saffarken in Amerika
Begin mei kwam er op onze redactie een e-mailbericht binnen van Bradley Oost uit het Amerikaanse Kentucky:
“Ik hoop dat iemand bij jullie me kan helpen. Ik kocht deze week een fles bij Ebay, een internetwinkel. Er stond opgeschreven Camiel Moens Oost-Eekloo. Het lijkt een heel oude fles te zijn en ze heeft een marbelsluiting. Er staat ook een leeuw op de fles. Kunnen jullie of iemand uit jullie omgeving de geschiedenis achter deze fles verduidelijken.
Groeten uit Kentucky in de Verenigde Staten.”
Wij gingen op zoek naar wie Camiel Moens was en hoe dit flesje in godsnaam in Amerika terechtkwam. Er woonden in Oosteeklo twee mannen met die naam. In dit geval gaat het over Camiel Moens uit de Abdijstraat. Wij kwamen in contact met zijn zoon, Roger Moens, uit de Molenstraat in Ertvelde. De postbode op rust vertelde ons het volgende:
“Camiel Moens (geb.1886 overleden in 1955) was de oudste zoon van August Moens en Leonie Vereecke. Het gezin woonde op de hoek van de Abdijstraat en de Spiegelstraat.
August Moens maakte ‘saffarkes’, zo werd limonade vroeger genoemd. Na zijn dood zette eerst zijn weduwe en nadien zijn zoon Camiel, samen met zijn broer Wies en zijn zussen Celina en Irma de zaak verder.
Camiel Moens reed rond met paard en kar. De ‘saffarkeskar’ had houten wielen met een ijzeren beslag. Nadien kwamen er autobanden onder de kar. Later kocht hij uit een faillissement een lichte vrachtwagen van het Franse merk Dion Bouton, waarvan het stuur rechts stond. In die tijd reden er in Oosteeklo nog maar een viertal auto’s rond.
Aangezien er in de jaren ‘30 nog geen elektriciteit was in de Abdijstraat, gebeurde alles met de hand. Bij het water dat ze uit waterputten oppompten, voegden ze de liquide en siroop. Zij maakten twee soorten limonade: witte en roodachtige limonade.
De flesjes met marbelsluiting werden gemaakt door de firma De Cock uit Oostende. In de fles was de naam Camiel Moens gebrand. Op de fles stond een leeuw, verwijzend naar de naam die de familie Moens aan haar frisdrank gaf: ‘De leeuwen’.
Bij de eerste mobilisatie werd de vrachtwagen opgeëist. Later kregen ze hun voertuig terug.
In 1938 werd de zaak stopgezet omwille van de oorlogsdreiging en de strenge eisen op vlak van productie, opslag en vervoer van de frisdrank.”
Roger heeft zelf nog een paar ‘saffarflesjes’ van ‘De Leeuwkes’ en etiketten voor de limonadeflesjes.
Camiel in Amerika
Voor de Eerste Wereldoorlog werd er in het vredegerecht van Kaprijke geloot of je al dan niet onder de wapens moest. Toen Camiel 19 jaar oud was, we zijn dan 1905, werd hij vrijgeloot van legerdienst. De mensen hadden het hier toen niet breed en Camiel trok als oudste van een gezin met 8 kinderen naar Amerika. In de winter werkte hij er in de staalfabriek, in de zomer verdiende hij de kost bij de landbouwers. Het geld dat hij verdiende stuurde hij op naar zijn familie in Oosteeklo.
“Het flesje met de naam Camiel Moens erop kan op dat moment niet in Amerika gekomen zijn. Er waren in die tijd nog geen flesjes met zijn naam aangezien het limonadefabriekje nog niet bestond”, zegt zijn zoon Roger.
Het flesje kan wel in Amerika gekomen zijn via Camiels schoonbroer Emiel Lippens. Die trok enkele maanden later naar Kewanee in Illinois. Emiel werkte er ook in de staalfabriek en bij de landbouwers. Hij vond uiteindelijk vast werk in de staalfabriek. In tegenstelling tot Camiel vestigde Emiel zich definitief. Hij huwde er met Marie De Vrieze, een Belgische wiens ouders voordien ook naar Amerika geëmigreerd waren. Roger herinnert zich nog dat Emiel begin jaren ’50 eens naar Oosteeklo op verlof kwam. Hoe het flesje in het Amerikaanse Kentucky terecht kwam blijft misschien voor altijd een raadsel.
Maar één ding is zeker ook in Amerika heeft men nu weet van de Oosteeklose saffarkes ‘De Leeuwen’. Wie weet brengen ze daar ‘de saffarkes’ opnieuw op de markt.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van juni 2003.
De vrijheidsboom en het monument
Enkele weken geleden, op 11 november, verzamelden oud strijders, leden van het gemeentebestuur en sympathisanten in de dorpskom om de gesneuvelden en strijders van de twee wereldoorlogen te herdenken. Eens te meer werd het een ingetogen plechtigheid waarbij het monument en de vrijheidsboom een centrale plaats innamen.
In de notulen van de gemeente van Oosteeklo zijn enkele gegevens terug te vinden over de eerste viering die een jaar na de Eerste Wereldoorlog georganiseerd werd.
Op 11 oktober 1919 nam de Oosteeklose gemeenteraad het besluit om een klein feestje te organiseren met eveneens op het programma de aanplanting van een vrijheidsboom. De feestelijkheden werden gepland op 22 november 1919.
Alles werd in gereedheid gebracht en op zaterdag 22 november was het dan zover.
Aan de oud-strijders werd bij aanvang van de plechtige zitting een prachtig vaandel aangeboden. De burgemeester sprak in kernachtige bewoordingen de strijders toe en prees hen voor hun moed en heldhaftigheid. Na de toespraak werd voor de strijders een glas erewijn geschonken.
Daarna werd een dankmis gecelebreerd. De pastoor hield een prachtige rede waarin hij in het bijzonder de heldhaftigheid van het geliefd vorstenhuis liet uitschijnen en de dappere gesneuvelden herdacht. Daarna ging het in stoet, met de oud-strijders voorop, naar de Roegiersplaats (Dorp) waar de vrijheidsboom geplant werd. De schoolkinderen waren aanwezig met wapperende driekleurige vlagjes en ze zongen onder begeleiding van de hoofdonderwijzer enkele vaderlandse liederen.
De burgemeester nam nogmaals het woord om een woordje uitleg te geven over de betekenis van de vrijheidsboom.
Daarna werd aan de oud-strijders en aan de burgerlijke en geestelijke overheid een feestmaal aangeboden. De burgemeester bracht een heildronk uit ter ere van de koninklijke familie en stelde voor om een telegram met woorden van ‘trouwheid en heldhaftigheid’ te sturen aan de koning naar aanleiding van zijn blijde intrede in Brussel.
Het telegram werd verstuurd en later kreeg het Oosteeklose bestuur ‘een fier antwoord’ terug.
Foto: Jozef Van Leeuwen
Wanneer het standbeeld om de gesneuvelden te herdenken precies geplaatst werd, weten we niet met zekerheid te zeggen. Wel werd in mei 1921 het programma goedgekeurd voor de inhuldiging van het monument. We mogen dus aannemen dat in de lente van 1921 het oorlogsmonument op het Dorp geplaatst werd.
Enkele jaren later in februari 1925 werd beslist om een ‘grillie’ rond het monument te plaatsen. De plaatselijke dorpssmeden werden bij het project betrokken.
Met de vrijheidsboom liep het minder goed af. In februari 1922 besliste het gemeentebestuur om, in alle stilte en zonder formaliteiten, een nieuwe boom aan te planten vermits de eerste vrijheidsboom helemaal verdroogd was en de feestelijkheden van 1919 niet had overleefd.
Jackie Claeys
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van december 2003
Auteur: Jackie Claeys
Lezersbrief Jim Van De Veire
Vorige maand vroeg Jim Van de Veire uit Amerika in een lezersbrief naar informatie over zijn afkomst.
“Mijn naam is Jim Van De Veire. Ik ben op zoek naar informatie over mijn afkomst. Mijn grootvader kwam in 1909 naar de Verenigde Staten. Zijn naam was Leo Van De Veire en hij was geboren in Lembeke. Hij had minstens 2 broers, Louis en Ivo, en twee zussen. De zussen kwamen nooit naar de Verenigde Staten. Ik zou jullie hulp appreciëren als jullie mij meer informatie of aanwijzingen kunnen geven.”
Jackie Claeys, lid van de Heemkundige Kring ‘De Twee Ambachten’ speelde ons de volgende informatie door:
“Hierbij reeds enige info over Leo Van de Veire. Het gaat wel over een Lembeekse familie.
Leo vertrok een eerste keer naar Amerika in 1899. Hij was toen 20 jaar en reisde samen met zijn oudere broer Ivo naar Amerika. Ze reisden met de Southwark vanuit Antwerpen en kwamen aan in Amerika op 5 april 1899. Er reisden nog twee inwoners uit Lembeke met hen mee, namelijk Victor van de Voorde en Henri Moorhem. Wanneer Leo terugkeerde is niet meteen duidelijk.
Wel is duidelijk dat hij tien jaar later in 1909 definitief naar Amerika vertrok. Hij reisde samen met zijn echtgenote Emma Van de Veire, toen 23 jaar oud, en hun twee kinderen Aimé (toen 2 jaar) en Lulina (toen 10 maanden oud). Ze vertrokken opnieuw vanuit Antwerpen met
de SS Kroonland en arriveerden in Amerika op 27 oktober 1909.
Leuk om weten; in 1901 vertrok Heyndrickx naar Chicago naar familie van hem: Ivo van de Veire.
In 1905, op 8 april, vertrokken vanuit Oosteeklo de 20 jarige Gustave Van de Veire en vanuit Boekhoute de 35-jarige Emile Van de Veire. Ze vertrokken naar Illinois. Verder vertrok eveneens de 23-jarige Séraphin Van de Veire vanuit Oosteeklo naar Illinois.
Tot zover de resultaten van onze opzoekingen.”
Wie nog informatie heeft over deze uitgeweken familie van Leo Van de Veire kan die doorspelen aan Jackie Claeys tel. 09.373.73.22 of aan Drukkerij Stoop.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van maart 2003.
Oosteeklo bouwt een nieuw schoolgebouw (slot).
In de vorige editie kon je al lezen hoe lang het duurde eer het dossier voor de bouw van de school en het gemeentehuis volledig klaar was voor uitvoering. We zijn ondertussen 1868 en een definitief ontwerp is, na veel over en weer geschrijf met het arrondissement bijna klaar.
Water in de wijn
Drie maand later kwam een antwoord van het arrondissement. Op 13 maart 1868 kreeg Oosteeklo opnieuw post.
Bij het arrondissement waren ze niet ingenomen met de koppige houding van de Oosteeklonaren. Het geduld was op. Er werd stoere taal gesproken. De provincie had stappen gezet bij de hogere overheid om Oosteeklo bij KB bevel te geven om een school te bouwen. Oosteeklo zou dus gedwongen worden om een school te bouwen. Er was lang genoeg getalmd.
De raadsleden vonden dit een spijtige zaak, maar zochten een uitweg om uit de impasse te geraken.
De bevolking kon verkeerdelijk de indruk krijgen en denken dat het bestuur geen nieuwe school wilde, wat niet strookte met de werkelijke toedracht. Het bestuur wees erop dat er nog andere projecten op stapel stonden, zoals de aanleg van ‘kasseide wegen’. Bovendien had het bestuur zich in de omgeving geïnformeerd. Zelfs in grotere gemeenten waren de kosten geringer voor de bouw van een school.
Bij het gouvernement wilde men ook wel wat water in de wijn doen. Het bestuur kreeg de toelating om de plannen nog maar eens te wijzigen. Bovendien moest Oosteeklo opnieuw slechts 25% van de kosten betalen.
Meer betalen wilden de Oosteeklonaren vooralsnog niet. De raad ‘kon niet toestemmen een aandeel te dragen van 15.844,73 fr. in een gebouw, welke in aanzien en in evenredigheid onzer gemeente (1880 inwoners) al te aanzienlijk is en aan een paleis gelijkt.’
Daarom besloot de raad ‘dat de façade of voorgevel (met een breedte van 27m10cm) te prachtig is voorgesteld en dat er daarop wel een goede bezuiniging zoude kunnen gedaan worden’.
Om de kosten nog meer te drukken werden ‘de raadzaal en archievenkamer voor de gemeente gesupprimeerd’, wat meteen een besparing van 4.756 frank opleverde.
Aldus kon de gemeente opnieuw uitkomen op een som van omtrent 10.000 frank.
De kosten voor de architect waren ondertussen wel opgelopen tot meer dan 1800 frank. De Oosteeklose bestuurders vonden dit voldoende en hoopten dat het bij deze som zou blijven. De bijkomende aanpassingen, die door de beslissing van de raad nog dienden te gebeuren, mochten geen bijkomende kosten met zich meebrengen, vonden de raadsleden.
Het werd laat die avond voordat het advies klaarkwam, zodat de raadsleden besloten om de rest van de agenda op een volgende zitting te bespreken.
Haast
Bij het arrondissement liet men er geen gras over groeien. Nauwelijks drie weken later, op 22 april 1868, konden de raadsleden zich opnieuw buigen over een schrijven van 15 april 1868. Het bedreigende KB zou zonder gevolg blijven indien Oosteeklo vóór 15 mei met nieuwe plannen voor de dag kwam. De architect werd aangesproken en deze beloofde vóór 5 mei met zijn werk klaar te zijn.
Er bleef dus voldoende tijd om de plannen nog een keer te bekijken en op te sturen.
Op 9 mei 1868 was er opnieuw een zitting.
Er lag een nieuw plan ter tafel met ‘een schoollokaal voor beide geslachten met onderwijzers woonsten’ voor de som van 34.387,5 frank. Daarbij kwamen de kosten voor de aanschaf van de grond, wat het gemeentelijk aandeel bracht op 11.689,5 frank.
De Oosteeklose raad keurde het definitieve plan goed op voorwaarde dat de kosten niet hoger werden dan 11.689,5 frank.
Blijkbaar kon het gouvernement zich verzoenen met het Oosteeklose standpunt. Op 29 augustus 1868 kreeg het bestuur de opdracht om een aangepast lastenkohier op te maken. Ook in Oosteeklo was men van goede wil en zonder veel omhaal werd het lastenkohier aangepast.
Aanbesteding
De wagen was nu definitief aan het rollen.
Op 25 januari 1869 werd beslist om de gebouwen die stonden op de gronden die het bestuur van het Armbestuur kocht op 27 januari 1868 te laten afbreken. De afbraakmaterialen zouden ‘zoohaast mogelijk’ verkocht worden.
Verder schreef de gemeente een aanbesteding uit. Vijf aannemers brachten een offerte binnen:
Desiré Heysse, Eeklo 37.800 frank;
Bruno Notebaert, Gent 36.997 frank;
B. Step, Gent 38.000 frank;
Gabriel Van Kerckhove, Sleydinge 33.997,83 frank;
Frans Tollens, Lovendegem 36.200 frank.
Na rijpe beraadslaging werd op 15 april 1869 in geheime stemming Gabriel Van Kerckhove, aannemer uit Sleidinge, met eenparigheid van stemmen als aannemer aangeduid.
De provincie keurde de aanbesteding goed op 15 juni 1869. Op 27 juni 1869 kreeg de aannemer melding dat hij de werken mocht aanvangen. De bouwwerken konden beginnen.
De raadsleden vonden een ‘strenge surveillance van de werken’ aangewezen en stelden de architect aan om dit werk te doen.
De raad was er nog niet helemaal gerust in en wilde nog bijkomende zekerheden. Daarom werden eveneens Ernest Van de Voorde, metser en huisschilder en Pieter Cloutte, timmerman en schrijnwerker; beiden uit Oosteeklo, aangesteld om een oogje in het zeil te houden, ieder voor wat zijn specialiteit betrof. Pollet, bediende van de burgerstand, diende ook te surveilleren.
Wat de kosten betrof, zou achteraf een vergoeding bepaald worden in verhouding tot de uren en dagen ‘surveillance’.
Bouwen
De werken konden beginnen. Op 10 juli 1869 werd de gemeenteraad reeds geconfronteerd met een factuur van 1637,5 frank. De aannemer legde ze voor, maar het honorarium was afkomstig van de bouwmeester De Perre Montigny uit Gent. De gemeenteraad had zich zo gauw niet aan een factuur verwacht en vroeg meteen machtiging aan de bevoegde overheid om te mogen betalen.
De werken verliepen blijkbaar voorbeeldig. In de gemeenteraad werden alvast geen opmerkingen geformuleerd. Dermate gingen de werken vooruit dat op 13 september 1869 burgemeester Angelus Roegiers de raad erop wees dat er geld in de kas moest komen. De burgemeester stelde voor om een obligatie van 6.000 frank, die de gemeente bezat, te verkopen. Het was bovendien een gunstig moment, want de obligatie, die 4,5% per jaar opbracht, noteerde aan een koers van 6.180 frank. Indien de gemeente het geld niet allemaal nodig had zou het overschot op een spaarboekje gestort worden.
Epiloog
Op 18 maart 1871 komt de bouw van de nieuwe lagere school voor een laatste keer ter sprake.
De gemeenteraad besliste om enkele perceeltjes grond te verkopen. ‘De lokalen en woningen voor de onderwijzers schijnen te voldoen aen de behoeften van het onderwijs.’ We mogen er dus van uit gaan dat de werken achter de rug waren.
Aldus werd, zowat tien jaar nadat er voor het eerst sprake was van de bouw van een nieuwe school, het gebouw in gebruik genomen.
Aan Kanunnik Bruno Van den Steene uit Gent werd een perceel land verkocht bij het Dorp, Oosthoek, zijnde een deel van nr 25, sectie A, groot 3.727 m² voor de som van 3.012 frank. De nieuwe eigenaar moest de haag laten staan die op de scheiding met de ‘lochtingen der onderwijzers’ werd aangeplant. Het perceel heeft geen recht van passage langs de nieuwe schoollokalen naar de Dorpstraat.
Aan Petrus De Clercq, vlaskoopman in Oosteeklo, wordt de oude school met woonst, Dorp sectie A, nrs 36a en 37, groot 260 m² verkocht voor de som van 2250 frank.
Aan Charles Buysse, bakker in Oosteeklo wordt een spie grond verkocht langs de zuidkant van nr 23, sectie A, 15 m², palende aan de hof van de kinderen Bernard Buysse, dit voor de som van 15 frank.
De overige aanpalende eigenaars van het land, Ivo Van Hecke, Frans De Cleene en Charles Buysse vonden de prijs te hoog en zagen van een aankoop af. Ze kwamen dit aldus verklaren in de gemeenteraad. Daardoor konden de verkopen in de gemeenteraad van 29 april 1871 worden goedgekeurd.
In de marge van dit gebeuren werd op 5 oktober 1870 voor de nieuwe gemeentelijke school voor de meisjes een onderwijzeres aangesteld. Benoemd werd Rosalie Sébille, wonende bij haren vader, gepensioneerden brigadier der douanen te Bassevelde’. ‘Jufvrouw Sébille’ behaalde haar diploma in de normaalschool van Sint Niklaas. Ze was net afgestudeerd in augustus 1870.
Eveneens in de marge van dit gebeuren werd op 6 februari 1871 een nieuwe onderwijzer, Charles Louis Dessonville uit Sleidinge aangesteld. De man had net als zijn collega een opleiding genoten aan de normaalschool in Sint Niklaas van 1865 tot 1868. Enkele weken eerder, op 23 januari 1871, gaf onderwijzer Engel Van Vooren zijn ontslag. Dit tot grote opluchting van het Oosteeklose bestuur. Over de prestaties van Engel Van Vooren waren de meningen uitermate verdeeld. Maar dit is dan weer stof voor een ander verhaal.
Jackie Claeys
Bronnen:
Verslagen van de gemeenteraad van Oosteeklo: 13 november 1862, 7 mei 1863, 16 april 1864, 23 september 1865, 15 oktober 1865, 23 december 1865, 16 juni 1866, 26 november 1867, 14 december 1867, 31 maart 1868, 22 april 1868, 9 mei 1868, 2 september 1868, 25 januari 1869, 15 april 1869, 30 juni 1969, 10 juli 1869, 30 augustus 1870, 5 oktober 1870, 6 februari 1871, 18 maart 1871 en 29 april 1871.
Briefwisseling: – Arrondissement 30 april 1861, 18 november 1862, 16 februari 1863, 11 mei 1863, 15 maart 1864, 8 december 1865, 15 november 1867, 13 maart 1868, 15 april 1868, 29 augustus 1868. Provincie 12 augustus 1867.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van februari 2003.
Auteur Jackie Claeys.
Oosteeklo bouwt een nieuw schoolgebouw (deel 2)
In een eerste bijdrage kon je al lezen hoe er in 1862, 140 jaar geleden, plannen gemaakt werden om een nieuw schoolgebouw, een onderwijzerswoning en een raadszaal te bouwen.
Er was al een akkoord tot aankopen van de gronden. In dit tweede deel nemen we de draad weer op in 1865.
Kosten
Opnieuw bleef het anderhalf jaar stil. Op 23 september 1865 verzamelden de raadsleden om een schrijven van het arrondissement te bespreken.
Alweer een ongeluksmare. De verhoopte subsidie van vijfenzeventig procent werd opnieuw terug gebracht tot tweederde. Volgens het nieuwe bestek bedroeg het aandeel van Oosteeklo voor de bouw 5.972 frank. Daarbij kwam de som van 2.100 frank voor een deel van de grond en de som van 1.995 frank voor de kosten van de raadzaal. Samen een som van 10.067 frank of reeds zowat 3.500 frank meer dan anderhalf jaar eerder.
Omdat de gemeentekas niet over voldoende fondsen beschikte werd besloten om een lening aan te gaan van 10.000 frank.
Op 15 oktober werd een machtiging gevraagd om de gronden van het armbestuur te mogen aankopen voor de prijs van 7.000 frank, som te betalen bij het ondertekenen van de akte.
Daar de gemeente nog niet juist wist hoe de zaak zou evolueren werd eveneens beslist om een lening van 8.000 frank aan te gaan bij het Gemeentelijk Krediet, Maatschappij die werd ingesteld op 8 december 1860. Het geld zou binnen een termijn van 66 jaar worden terugbetaald tegen een rente van maximum 5 procent, jaarlijks de som van 400 frank.
De raadsleden hadden er een goed oog in dat er nu schot in de zaak zou komen want twee maand later, op 23 december 1865, nam de gemeenteraad het besluit aan om in het oud schoollokaal een bewaarschool in te richten, dit zohaast het nieuwe schoollokaal zou opgebouwd zijn.
Opnieuw werden door het arrondissement ‘vermeerderingen en veranderingen’ aan de plannen aangebracht. Architect Montigny uit Gent kreeg nog maar eens opdracht om de plannen aan te passen.
Doorslikken
Het werd 16 juni 1866 voordat de nieuwe plannen ter tafel kwamen. De raadsleden onder voorzitterschap van Ivo Van Hecke (zijn broer Leon was overleden in 1865), zaten meteen met een kater toen ze de plannen wat grondiger bekeken. Want wat bleek, om aan alle voorwaarden te voldoen, swingden de kosten de pan uit.
Bleek dat 16 are grond niet meer voldeden voor de bouw van een ‘school, dependentie, cour en lochting, woning voor de meester en ‘meesteresse’ (voor het eerst is er sprake van een tweede leerkracht).
Ook de kosten voor de school en meubelen gingen fors de hoogte in en kwamen uit op 33.072,37 frank. En verder verdubbelden de kosten voor de bouw van een gemeentelijke ‘raadszaal en cabinetten’ tot 4.830 frank. Verder waren er nog de kosten voor de aankoop van de gronden, wat de eindsom op 45.002,37 frank bracht. Een bedrag om van te duizelen vonden de Oosteeklose bestuurders.
Dergelijk bedrag bracht de Oosteeklose bestuurders aan het duizelen, de kosten verviervoudigden met een pennentrek.
Wat nu te doen. Al goed en wel, dacht men in Oosteeklo na enig beraad, als het ministerie een grotere school wil, dat moeten ze er maar voor betalen. De raadsleden besloten dan ook om de plannen goed te keuren, voor zover de kosten voor Oosteeklo niet hoger werden dan 10.067 frank, bedrag dat op 23 september 1865 werd goedgekeurd. Oosteeklo hield voet bij stuk en wil niet meer betalen.
Beraad
Opnieuw ging meer dan een jaar voorbij. Op 26 november 1867 bracht de nieuwe burgemeester Angelus Roegiers in de gemeenteraad lezing van een brief van het arrondissement waarin verteld werd dat de kosten teruggebracht waren tot 42.809,43 frank waarvan het aandeel voor Oosteeklo 15.844,73 frank zou bedragen. Het ging om 8.988,23 frank (25%) voor de school, 4.756,5 frank voor de gemeentelokalen en 2.100 frank voor de grond en kosten. De raadsleden wilden de zaak eerst grondig onderzoeken en stelden hun beslissing uit tot een volgende zitting.
Op 14 december 1867 kwamen de raadsleden opnieuw bijeen en het antwoord dat ze in de tussentijd hadden klaargestoomd loog er niet om. Ze vonden dat in een gemeente met minder dan 2.000 inwoners een ‘allergevoegelijkst lokaal met gezegde depententien kan gebouwd worden die aan alle vereischten voldoet, met de som van 22.802 fr, beloop van den eerstgemelden devis’.
De raad stelde bovendien ‘dat ene grootere som ons slechts schijnt te moeten gebruikt worden voor pracht en uitwendige versieringen, die niet alleen onnoodig en overtollig voorkomen, maar zelfs weinig in harmonie zijn met het ernstig en eenvoudig karakter die aan een schoolgebouw behoeft te worden gegeven’.
En om aan duidelijkheid niets te wensen over te laten gingen onze bestuurders van weleer verder: ‘dat de raad genegen is alle sacrificiën te doen, die nut kunnen opleveren voor het onderwijs, maar dat hij niet verstaat omtrent 16.000 francs gemeente penningen te gebruiken aan een gebouw van omtrent 40.000 francs, die in aanzien van de gemeente, aan een paleis zoude moeten gelijken, des te meer dat men nog nieuwe belastingen aan onze bestuurlingen zoude moeten opleggen’.
De raadsleden bleven dan ook bij hun eerder besluit en wilden niet meer betalen dan 10.067 frank. En opnieuw werd het arrondissement op de hoogte gebracht van het standpunt van de Oosteeklonaren.
Het vervolg over de bouw van de school, de onderwijzerswoning en het gemeentehuis leest u in een volgende bijdrage.
Jackie Claeys.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van januari 2003.
Auteur: Jackie Claeys.
Oosteeklo bouwt een nieuw schoolgebouw (deel1)
Woord vooraf
Tien jaar geleden werd in Oosteeklo aan de Ertveldesteenweg een nieuwe gemeentelijke lagere school in gebruik genomen. Het werd een project met vallen en opstaan dat heel wat meer tijd in beslag nam dan oorspronkelijk gedacht. Bovendien vielen de kosten heel wat hoger uit dan de eerste ramingen lieten vermoeden. Dat dit een verhaal is van alle tijden zal blijken uit het verhaal dat hierna volgt.
Dit jaar is het 140 jaar geleden dat er eveneens plannen werden opgemaakt voor de bouw van een nieuwe lagere school met dienstlokalen voor het onderwijzend personeel. De lokalen waar het toen over ging werden tot voor kort gebruikt door de gemeentelijke administratieve diensten en in de school huist de scoutsafdeling van Oosteeklo.
Dit voorjaar maakte het gemeentebestuur plannen bekend om de gebouwen te slopen. Het is de bedoeling dat er sociale woningbouw en een administratief centrum in de plaats komen.
Hoe het er 140 jaar geleden aan toe ging, kan de lezer in onderstaande tekst en in latere bijdragen lezen.
Jackie Claeys
Inleidende schermutselingen
Onder voorzitterschap van de Oosteeklose burgemeester Leon Van Hecke kwam de bouw van een nieuw schoollokaal en een woning voor de onderwijzer voor het eerst ter sprake in de gemeenteraad van 13 november 1862.
Het college van burgemeester en schepenen had de aangelegenheid reeds eerder besproken, want anderhalf jaar eerder, op 30 april 1861 werd een schrijven gestuurd naar het arrondissement om de bouw aan te kaarten.
Oosteeklo had op vraag van het ministerie van Binnenlandse Zaken een plan van de school en van de woning voor de onderwijzer overgemaakt. Het bestuur kreeg voor de bestaande
infrastuctuur een onvoldoende op het rapport. Vandaar de plannen om een nieuwe school op te richten. Het ging dus om een opdracht die in zekere mate werd opgedrongen door het ministerie. Het plan om een nieuwe school te bouwen was dus in eerste instantie geen project dat van de toenmalige bestuurders uitging.
De Oosteeklose gemeenteraad motiveerde de bouwplannen bij het arrondissement door er op te wijzen dat het toen bestaande gebouw niet meer voldeed en dat het bestuur het onderwijs wilde aanmoedigen. Toch was het niet de bedoeling om het oude gebouw te slopen. De raadsleden hadden meteen een bestemming. In het oude gebouw zou de aangenomen onderwijzeres les mogen geven. Het lokaal dat de onderwijzeres nu gebruikte liet ‘onder alle opzigten te wenschen over!’
Het armbestuur (huidige OCMW) was de plannen gunstig gezind en bood in de kom van de gemeente een perceel aan, groot 64a 40ca, kadaster sectie A nrs 22 tot 25. De gronden waren geschikt om er een schoollokaal op te bouwen. Het armbestuur vroeg voor de grond de som van 7.700 frank.
Bouwkundige Montigny De Perre uit Gent kreeg opdracht om een plan op te maken van de gebouwen met inbegrip van ‘de huislijke gemakken’.
Voor de bouw van de ‘batimenten’ rekende het Oosteeklose gemeentebestuur op een kost van 15.102,1 frank. Het bracht de globale kosten, gronden inbegrepen, op 22.802,1 frank.
Met eenparigheid van stemmen schaarden de raadsleden zich achter het plan om een nieuwe school, woning voor de onderwijzer en raadszaal voor het gemeentebestuur te bouwen.
Oosteeklo was bereid om éénderde te betalen van de kosten voor de bouw en voor de aankoop van de grond. In de gemeenteraad zetelden toen Burgemeester Leon Van Hecke, schepenen Angelus Roegiers en Bruno Roegiers en de raadsleden Engelbert Van den Steene, Joannes Standaert, C. Van de Kerckhove, J.B. Buysse, Livinus Wauters, P De Vleesschauwer. Bruno Van Hecke trad op als secretaris.
Opmerkingen
Op 28 april 1863 kreeg Oosteeklo nieuws van het Gouvernement. De brief werd tijdens de gemeenteraad van 7 mei 1863 besproken.
De commissaris van het arrondissement liet weten dat de provincie geen subsidies gaf voor de bouw van een nieuwe raadszaal. De vermoedelijke kosten van 1995 frank voor de raadszaal moest Oosteeklo zelf betalen.
Wat de aankoop van de grond betrof, wilde de provincie enkel een tussenkomst verlenen voor de aankoop van een perceel nodig voor de oprichting van een school en de tuin van de onderwijzer, met een maximum van 16a en geen 64a40ca.
Verder diende Oosteeklo het plan op een aantal punten te wijzingen.
Wat de subsidies betrof werd het een meevaller. Oosteeklo diende slechts 25% te betalen en niet de verwachte 33%.
Het bestuur bleef evenwel bij het plan om ‘ene zittingszael voor de gemeenteraed en ene kamer tot het plaetsen der archiven der Gemeente’ te bouwen.
Het bestuur zag het evenmin voor mogelijk om een perceel van 16a af te snijden van het globale perceel omdat alsdan ‘alle uitweg zou gedood zijn voor het overige gedeelte’. Het armbestuur zou in de onmogelijkheid zijn om het resterende deel nog langer te verpachten.
Het bestuur was bovendien van oordeel dat de onderwijzer een perceel van 40 tot 50 aren nodig had om voldoende groenten te kunnen kweken voor zijn familie.
Oosteeklo wilde ‘een schone woning en de verdere voordelen voor oogwit hebben den onderwijzer aen te moedigen en zich van zijne pligt met yver te kwijten en met vlijt te werken tot het uitbreiden van het onderwijs’.
Onenigheid
Het bleef in de gemeenteraad even windstil op het bouwfront. Wel kunnen we opmaken uit de beraadslagingen van de gemeenteraad op 16 april 1864 dat er tijdens het voorbije jaar achter de schermen een uitvoerige correspondentie met de provincie werd gevoerd. Blijkbaar bleef er een torenhoog meningsverschil overeind over de aankoop van de grond.
Het gemeentebestuur argumenteerde, om de gekende redenen, dat het armbestuur de grond enkel in zijn geheel wenste te verkopen en bevestigde deze stelling meermaals tijdens de gemeenteraad. Bovendien zouden ook aanpalende eigenaars getroffen worden, daar ze geen uitweg meer zouden hebben naar de straat.
De 48a40ca die de gemeente boven op de toegestane 16a wilde aankopen, kon het bestuur verpachten. De gemeenteraad rekende op een jaarlijkse opbrengst van 70 frank.
De Oosteeklose gemeenteraad bleef bij zijn besluit om de grond integraal van het armbestuur te kopen. De koop werd evenwel uitgespitst. Het bestuur kwam tot een bedrag van 5.000 frank voor de 16a grond bestemd voor ‘de school, koer en lochting’, gelegen op de westkant en 2.000 frank voor de overige 46a40ca achterliggende gronden, gelegen op de Oostkant.
Het bracht de totale kosten van het project op 18.607,1 frank, zijnde 13.107,1 frank voor de school en 5.500 frank voor de grond (kosten inbegrepen).
Een vierde van dit bedrag was ten laste van de gemeentekas, zijnde 4.651,79 frank, te vermeerderen met de 2.200 frank voor de achterliggende tuin, of samen 6.646,79 frank.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van december 2002.
Auteur: Jackie Claeys.
Migratie te Oosteeklo
Aan het eind van de vorige eeuw had Oosteeklo de merkwaardige reputatie de gemeente te zijn met het hoogste migratiecijfer van ons land. In een jaar tijd verlieten procentueel gezien het hoogst aantal inwoners de gemeente om hun geluk elders te zoeken.
Een meerderheid onder hen trok naar Amerika. De meesten vonden er een nieuw bestaan en keerden niet meer naar hun vaderland terug.
De bevolkingsaangroei in Vlaanderen was tijdens de eerste helft van de 19e eeuw met ongeveer 40% gestegen. De expansieve bevolkingsgroei kon door de relatief beperkte landbouwproductie nog nauwelijks gevoed worden.
De toestand was de Belgische regering niet ontgaan en er werden pogingen ondernomen om een kolonie te verwerven.
Zo is er de poging om een deel van Nieuw – Zeeland te koloniseren. Enkele jaren later kwam het plan Guatemala op de werktafel, een initiatief dat niets meer dan tegenslag en ontgoochelingen zou opleveren. Toen kwam de kust van Afrika aan de orde en later Australië.
Vanaf 1860 gingen steeds meer migranten hun eigen weg, zonder inmenging van de Staat. De meesten onder hen trokken naar Amerika onder dwang van de economische omstandigheden. Heel wat onder hen kwamen in Illinois terecht.
De uittocht vond in Oosteeklo voornamelijk tussen 1880 en 1895 plaats.
In de boeken van de burgerlijke stand van Oosteeklo vinden we er sporen van terug.
Bij sommige migranten staat genoteerd wanneer ze vertrokken en waarheen, bij andere migranten heeft de toenmalige ambtenaar enkel ‘naar Amerika’ genoteerd. Onze dorpsgenoten namen nu eenmaal niet steeds de moeite om hun vertrek aan te kondigen en vertrokken met pak en zak zonder het gemeentebestuur op de hoogte te brengen.
Zo vertrok Jan Frans Van de Veire geboren in 1871 naar Amerika. Het jaar van zijn vertrek is niet vermeld.
De familie De Meyer – De Vos vertrok met vier personen naar Amerika.
Aloïs Braet vertrok met vrouw en 7 kinderen naar Noord Amerika in 1888. Eveneens in 1888 vertrok Charles Louis Seghers.
Het gezin van Felix Van de Velde, gehuwd met Prudence Aernout vertrok in 1891 naar Amerika, ook de drie kinderen Alphonse, Petrus en Edmond gingen mee.
Hij woonde voorheen in de Stroomstraat. Ook zijn buren Charles Louis en Adolphe Buysse vertrokken in 1892 naar Amerika.
In 1892 vertrokken eveneens Seraphien De Rycke en zijn vrouw Honorine Tack. Datzelfde jaar vertrokken verder de broers August en Victor De Meester.
Het gezin van Petrus van de Veire met tien kinderen vertrok in 1892 naar Amerika.
Bruno Martens, zijn vrouw Mathilde Buysse en hun kind theodoor en Octavie Buysse, de zus van Mathilde vertrokken samen naar Amerika. Eveneens zonder preciese datum weten we dat Charles Louis Dhuyvetter naar Amerika trok.
De familie Van Acker vertrok naar Amerika in 1893, het ging om een familie van dertien personen, ouders, vijf kinderen en kleinkinderen.
Achille Bouchier vertrok naar Antwerpen op 29 september 1893, vermoedelijk om vandaaruit naar Amerika te emigreren.
Van een familie weten we dat ze naar Argentinië emigreerden. Het ging om het gezin Van Laecke – Aernout die in 1889 met hun zes kinderen naar Argentinië uitweken.
Niet alle migranten maakten fortuin in Amerika of kregen heimwee naar de thuisbasis. Sommigen keerden terug, soms tijdelijk, anderen definitief.
Aldus werden een aantal inwoners van Oosteeklo in Amerika geboren. We vonden ondermeer Bertha en Leopold Van Lancker, Frederik en Henri Verhaeghe, August Van Durmen, Helena Calsyn en Madeleine Verschaeve.
Vermoedelijk zijn het er heel wat meer. Wie ons bij dit onderwerp helpen kan, alle info is welkom.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van juni 2001
Auteur: Jackie Claeys
Leven in Oosteeklo 16de eeuw
In eerdere bijdragen hadden we het over de in – en uitgaven van het klooster van Oosteeklo. Aan de hand van de rekeningen konden we ons een beperkt beeld vormen van het leven in Oosteeklo in de 16e eeuw.
Wat de kloostergemeenschap nog meer heeft meegemaakt in haar ruim vijfhonderd-jarig bestaan is vrijwel onbekend gebleven. Enkel vage aanduidingen geven daaromtrent enige inlichtingen maar omdat noch een der zusters of broeders en ook de kapelaan blijkbaar nooit enige neiging hebben gehad om een kroniek of memorie-boek aan te leggen tasten we grotendeels in het duister. Een systematisch onderzoek van de archieven van de abdij, wat nog altijd niet gebeurde, zou ons misschien een paar stappen dichter brengen. Nu beschikken we slechts over enkele losse gegevens.
Zo weten we dat de zeden en gewoonten toen ruw waren. De zusters ondervonden het in 1404 en legden klacht neer ten overstaan van sommige baldadige lui. Het waren het drie valkeniers van de heer Joos van Schorisse, de opperjager van Vlaanderen, in het document Dirk, “Houcxkin” en Thys genaamd. Ze hadden hun netten, om valken en andere roofvogels te vangen, in de bossen en heide rond het klooster gelegd en kwamen ’s avonds aankloppen om er te overnachten. Ze beweerden dat ze uit hoofde van hun functie recht hadden op gratis kost en logies. Dat werd hen betwist door de abdis maar omdat ze bleven aandringen en steeds ruwer optraden kregen ze uiteindelijk toch toegang, maar slechts nadat ze daarbij geweld hadden gebruikt. Ze eisten bovendien allerlei spijzen en
“omme dieswille dat men hemlieden niet en gaf dat zij begheerdden, wierpen de botre teghen den zoldre, zegghende groote qwade woorden”
of omdat ze niet kregen wat ze vroegen gooiden ze de boter tegen het plafond terwijl ze boze taal spraken.
Verder is er een vonnis van de Gentse schepenen van 1433 waaruit blijkt dat sommige ruwe bewoners van Gent zich veroorloofd hadden het klooster “te pertuberene ende overlaste” aan te doen. De abdis had klacht ingediend en er volgde toen een heel scherpe verordening waarbij onder meer geboden werd aan de baljuws en officieren, die zeggenschap hadden in dit gebied, de Oosteeklose religieuzen in bescherming te nemen.
Daarnaast waren er de oorlogen en opstanden van de eerst helft van de 16e eeuw die de abdij van Oosteeklo heel wat schade berokkenden. Zodanig dat in het pachtboek van het jaar 1545 een nota voorkomt die vermeldt:
“dat al scloosters goedingen duer de oorloghe zeer verwoest ende al verbrant laghen, ende oock dat tclooster ten desen tijde inzeer groote aermoede langhen tijd gheweest hadde ende de pachters niet en costen helpen”
De gebouwen van het klooster werden verwoest en verbrand, er was zeer grote armoede en de pachters konden hun verplichtingen niet nakomen”
Het grootste onheil trof de abdij echter in 1577 toen de godsdiensttroebelen in volle hevigheid uitbarstten en de beeldenstormers een gemakkelijke prooi ontdekten in deze vrouwenabdij, afgelegen, midden de bossen en waar zeker geen tegenstand te verwachten was. De kerk en een groot deel van het klooster werden verwoest en de zusters werden verjaagd.
In 1577 trokken een deel van de zusters zich terug in het veilige Gent waar ze een onderkomen vonden in een gedeelte van het Posteernehof, een vroegere residentie van de graven van Vlaanderen. Daar zou enkele jaren later een nieuw kloostergebouw opgetrokken worden wat meteen betekende dat de abdij te Oosteeklo zelf werd opgegeven. De gronden werden tijdens de Franse revolutie verkocht en zijn thans vervat in vier aan elkaar palende hoeven, en het “kasteel”.
Tot 1609 bleef de streek zeer onveilig en was er praktisch geen bewoning ingevolge voortdurende invallen van vrijbuiters benden die vanuit Zeeland de Westerschelde overstaken en het gebied ten noorden van Gent voortdurend onveilig maakten.
Voor de abdijgronden verkocht werden moeten er op het domein echter gebouwen gestaan hebben. Dit wordt onder meer aangetoond door de kaart van Ferraris die dagtekent uit de tweede helft van de 18e eeuw.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van maart 2001
auteur: Jackie Claeys
Het antifonarium, een tegenzangboek, van de Cisterciënzerinnenabdij van Oosteeklo uit 1498 wordt door deze beeld- en klankmontage ontsloten en zo krijgt iedereen de kans om dit historisch pronkstuk te bekijken. Klik hier om te bekijken.
Anekdotes Oosteeklo
In deze aflevering hebben we nog enkele anekdotes bijeen gesprokkeld die verband houden met de geschiedenis van het klooster van Oosteeklo. Daarna houden we ermee op.
Een eerste wat vreemde geschiedenis vond plaats in 1364.
Beschuldigden in dit verhaal waren Gheeraerd van der Donck ende Aechte zijn vrouw . Eertsgenoemde was aangesteld als voogd van Marekind zijn stiefdochter, die kloosterzuster was te Oosteeklo. Hij verkocht de gronden van zijn stiefdochter wot hem als voogd niet was toegestaan. Te meer daar het gebeurde buiten weten van schepenen en de abdis te Oosteeklo.
Agate De Jonghe, moeder van de kloosterlinge, had haar dochter met leugens uit het klooster te Oosteeklo gehaald, had haar wereldlijke klederen aangetrokken en voor de schepenbank te Destelbergen gebracht. Daar moest de dochter toelating verlenen tot verkoop van goederen. De moeder had aan de abdis verteld dat het kind een tante had te Evergem die ziek lag en die haar nichtje nog eens wilde zien. Toen de abdis het hele opzet vernam legde ze klacht neer bij de schepenen van Gent.
De moeder wordt veroordeeld om op een zondag de vijf parochiekerken van Gent in processie te bezoeken en haar misdaad te belijden. Ze wordt bovendien een jaar verbannen en moest daarna een pelgrimstocht ondernemen naar Rome. (SAG. 330/3 p.303)
Enkele gegevens over de omvang van de abdijhoeve vonden we in 1545. De hoeve van het klooster van Oosteekloo had toen een oppervlakte van 150 gem. Daarin waren de molen en de heide begrepen. (Rijks O.E. 53). Drie jaar later in 1548 lezen we dat de hoeve van het klooster bestaat o.a. uit zowat 200 schapen, 20 melkkoeien, 8 paarden, een rosmeulen (malen voor anderen) en een brouwerij (bier verkopen). Zoals reeds eerder aangegeven kwam er in de tweede helft van de 16e een eind aan de uitbating van de kloostergronden door de zusters. Ze verhuisden naar Gent en vestigden zich daar in een pand in Meerhem. In het jaar 1614 verkocht het klooster de meeste goederen die het bezit te Oosteeklo. (Rijksboek 580)
Vanaf die tijd was het de opdracht aan de parochie om het geestelijk peil van de parochianen wat op te vijzelen. Dat de pastoor zich daar terdege van kweet blijkt uit de rekening van Boekhoute uit 1660; we citeren :
” betaeldt aen heer en Ms Gillis Hasselaer, pastoor deser prochie (Oosteeklo) de somme van 6 pond groten over het tracteren van Terminaerissen (paters) desen prochie alsook over een jaer het destribueren van de prijzen aan de Joncheyt in de cathecismus…” Reeds in de eerste helft van de XVII eeuw werd regelmatig onderricht gegeven aan de kinderen die door de priesters verenigd werden in de zogenaamde “Zondagschool”.
De laureaten van deze leergang in de godsdienst kregen dan een beloning of prijs zoals blijkt uit de ambachtsrekening. Ook het onderricht in lezen, rekenen en schrijven bestond toen reeds op de drie gemeenten van het ambacht waar deze school veelal gehouden werd door de koster die aldus nog een stuiver kon bijverdienen. Dit laatste blijkt ook uit de rekening van Boekhoute waar vermeld staat dat ‘aan Mr. Jaques Penneman, koster, de somme van vijfthien ponden grooten over een jaer pension van het bedienen de costerye, spelen op de orgle en houden van schole…” (Rijks. Boekhoute 118)
Dat het evenwel niet allemaal rozegeur en maneschijn was blijkt uit een nota van 1680 toen een nieuwe pastoor werd aangesteld. Bij de benoeming van Judocus de Meirleir als pastoor te Oosteekloo verklaart deze dat de patory zo oud en in zo slechten staat is dat hij ze niet kan bewonen. Hij verzoekt het bestuur van het ambacht dit huis te willen herstellen, waarin toegestemd werd. (Rijks. Boekhoute 7)
Tot zover onze bijdragen over het klooster van Oosteeklo. Voor een volgende editie gaan we op zoek naar recentere wetenswaardigheden uit het verleden van Oosteeklo.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van april 2001
auteur: Jackie Claeys
Cisterciënzerinnen in Oosteeklo.
In eerdere bijdragen schetsten we hoe de cisterciënzerinnen in Oosteeklo terechtkwamen. Hun leefwereld zal er toen niet zo aangenaam uitgezien hebben. We moeten ons een tijd voorstellen zonder alle moderne comfort dat we heden ten dage kennen.
Zoals bij ieder begin moeten er aanvankelijk heel wat moeilijkheden geweest zijn, doch de menigvuldige steun die toen aan dergelijke instellingen verleend werd zal deze weldra uit de weg geruimd hebben.
De adel streefde er in die tijd naar om het meest schenkingen en giften te kunnen doen ten einde hun prestige te doen aangroeien en ook wel een beetje om voor hun zielenheil te zorgen.
Toch is het bijna zeker dat de eerst gebouwen in hout werden opgetrokken, zoals het trouwens de gewoonte was. Langzamerhand, naargelang de rijkdom van het klooster toeman en dit moet volgen het Fundatieboek vooral in de XIIIe en XIVe eeuw geweest zijn, werden de gebouwen vervangen door stenen huizencomplexen met stro gedekt.
Pas in het begin van XVIe eeuw worden de eerste schaliedaken gelegd. De tegels en stenen nodig voor deze verandering werden aangekocht te Stekene en vandaar per schip naar Kluizen gebracht.
Vooral in het begin zijn het vreemde werklieden die gevraagd worden om de gebouwen in Oosteeklo op te trekken.
Wanneer in 1514 de kerk moet gedekt worden met “scailge” is het een zekere “Jan Loys van Berghen in Henegauwe” die voor de opdracht wordt aangesproken. De oppervlakte van het dak bedraagt dan 34 roeden 65 voeten en half, Gentsche maat, zodat het gebouw dus wel aanzienlijk moet geweest zijn.
In 1508 bestond het gebouwencomplex uit de volgende delen: het “spreechuis”, de dormetoire” (slaapzaal), de “nieuwe camere”, het “wullehuis”, de kerk, de keuken en het “gasthuis”. Daarbij was dan nog de boerderij van het klooster die bestond uit het woonhuis van de boer, paardenstal, koestal, schaapstal en schuur. De kloosters van de cisterciënzerinnen werden allen volgens eenzelfde grondplan gebouwd en bevatten allen zowat dezelfde gebouwen.
Buiten de nodige herstellingen werden er tot in 1577, datum van de verwoesting, blijkbaar geen veranderingen meer uitgevoerd. Thans rest alleen nog een deel van het “spreechuis” dat zich in een bedenkelijke toestand bevond maar door de inspanningen van de nieuwe eigenaar behoorlijk gerestaureerd wordt.
Gepubliceerd in Oosteeklo Vandaag van december 2000, januari 2001, februari 2001
Auteur: Jackie Claeys